Bert Brussen

Ik ben geboren in 1975 in Bennekom. Dat ligt op de Veluwe. Dan weet je genoeg wat mijn jeugd betreft. Ik moest naar een School met de Bijbel en in adolescentenleeftijd zelfs naar catechisatie. Al met al weinig reden om blij te zijn met mijn jeugd, alhoewel ik moet zeggen dat het me altijd is gelukt van de drugs af te blijven, wat alsnog een hele prestatie is gezien de evidente uitzichtloosheid.

Toen ik heel klein was bleek ik al goed te kunnen schrijven. De pen, lieve vrinden, is waarlijk een machtig wapen. De pen lacht en de pen schreit, zoals de panfluit van George Zamfir, zou Dries van Agt gezegd kunnen hebben.

Op de middelbare school schreef ik lustig door, maar beslist niet voor de schoolkrant. Die schoolkrant stond doorgaans vol met propaganda van Amnesty, Foster Parents, NOVIB, stichtelijke pamfletten van het NIBUD, anti-abortuspropaganda van de VBOK, evangelische teksten en Bijbel-roosters en strips van Sjef van Oekel waarvan de tekst was gecensureerd. Wat meteen het einde van elke grap of zelfs maar het begin van elke humor was. Al schetst dat wel meteen een goed beeld van die schoolkrant, of sowieso school: veel, maar beslist niet iets met humor.

Tijdens mijn studie kon ik nog steeds goed schrijven en in tegenstelling tot de schoolkrant was het studentenblad (ANS), niet te verwarren met de poepsaaie communicatiefolder van de communicatieafdeling van de universiteit (VOX, waarvan de toenmalige hoofdredacteur nu hoofdredacteur is van NRC, I kid you not), wél leuk. Dat studentenblad werd volgeschreven door mensen die de pen als wapen gebruikten, wat er op neerkwam dat elke maand als er weer een nieuwe editie uitkwam communicatietypes van de communicatie-afdeling dreigden met censuur.

Een complete editie van dat studentenblad (10.000 exemplaren, de volledige oplage) is trouwens ooit door het CvB persoonlijk in de shredder gegooid omdat er een pornografische afbeelding op de cover stond en er net op dat moment een open dag was.

Daarna kwam internet. Toen kwam Geenstijl. Daarna kwam de EU. Toen kwamen er hinderlijke regels online, moralistische fatsoensregulering en die achterlijke cookiewall elke keer als je een website opent. Er kwam uiteindelijk social media. We weten hoe dat allemaal is gelopen.

Gelukkig had ik niet alleen de pen als wapen, maar ook mijn stem. Sommige mensen hebben een gouden keeltje en kunnen mooi maar indringend edoch ontroerend zingen, ik heb een nasaal binnensmonds bromgeluid. En omdat er nou eenmaal internet was, was podcasten de enige logische uitkomst. Toen kwam ik Roderick Veelo tegen en nu zijn we hier.